Diagnostiek bij verdenking op paraneoplastisch neurologisch syndroom en auto-immuunencefalitis.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op auto-immuunhepatitis (AIH).
Lees verder ›Differentiële diagnostiek van diabetes mellitus.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op auto-immuunhepatitis (AIH).
Lees verder ›Differentiële diagnostiek van auto-immuunhypothyreoïdie en hyperthyreoïdie middels bepalen van antistoffen tegen thyroïdperoxidase (TPO), thyreoglobuline (TG) en de TSH-receptor.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op immuungemedieerde polyneuropathie.
Lees verder ›Differentiële diagnostiek van diabetes mellitus.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op primaire biliaire cholangitis, voorheen cirrose (PBC).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op auto-immuunhepatitis (AIH).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op auto-immuunadrenalitis (ziekte van Addison, bijnierschorsdeficiëntie).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op antifosfolipidensyndroom (APS).
Lees verder ›Differentiële diagnostiek van diabetes mellitus.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op auto-immuungastritis en pernicieuze anemie.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op myasthenia gravis (MG).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op anti-GBM-ziekte.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op myasthenia gravis (MG), bij afwezigheid van antistoffen tegen acetylcholinereceptoren (AChR).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op pernicieuze anemie.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking neuromyelitis optica (spectrumziekte), middels het vaststellen van de aan- of afwezigheid van antistoffen tegen aquaporine-4 (AQP4) en myeline-oligodendrocyt glycoproteïne (MOG).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op auto-immune blaarvormende aandoeningen, zoals pemphigus en pemfigoïd (verouderde naam: parapemphigus).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op myasthenia gravis (MG).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op idiopathische membraneuze nefropathie (IMN).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op actieve coeliakie; ter bevestiging van de uitslag van de tissue-transglutaminaseantistoffen (tTGA).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op een gammopathie-geassocieerde polyneuropathie.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op actieve coeliakie.
Lees verder ›Diagnostiek bij inflammatoir darmlijden (IBD), ter serologische differentiatie tussen de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op reumatoïde artritis (RA).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op coeliakie.
Lees verder ›Vaststellen van de aan- of afwezigheid van antinucleaire antistoffen (ANA), het eventueel kwantificeren van de hoeveelheid ervan en het nader vaststellen van de specificiteit van de ANA. Diagnostiek bij verdenking op gegeneraliseerde auto-immuunziekten.
Lees verder ›Het opsporen van irregulaire antistoffen tegen erytrocyten, i.e. antistoffen tegen andere bloedgroepen dan die in het ABO-systeem.
Lees verder ›De directe antiglobulinetest (DAT) is gericht op het aantonen van antistoffen en/of complementfactoren die in vivo zijn gebonden aan de erytrocyten van de patiënt. De indirecte antiglobulinetest (IAT) is gericht op het aantonen van antistoffen gericht tegen erytrocyten in het serum of plasma van de patiënt. Vroeger werd de antiglobulinetest ook wel Coombs-test genoemd, naar de onderzoeker Dr. Coombs die deze test bedacht, zo bestaat de directe en indirecte Coombs-test.
Lees verder ›Vaststellen van de aan- of afwezigheid van anti-neutrofiel cytoplasma-antistoffen (ANCA) en van de specificiteit van de ANCA (in het kader van vasculitis: vooral gericht tegen proteïnase-3/PR3 of tegen myeloperoxidase/MPO). Kwantitatieve bepaling van ANCA-spiegels bij diagnostiek en ter evaluatie van therapie en beloop van ziekte bij patiënten met systemische vasculitis.
Lees verder ›Bepaling van ‘high-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-cholesterol) in serum/ heparineplasma.
Lees verder ›Bepalen van de ABO (A, B, O)-bloedgroep (schrijfwijze letter ‘O’ maar in spreektaal aangegeven als ‘nul’) en antistoffen tegen deze bloedgroepen.
Lees verder ›Bepaling van concentraties van monoklonale therapeutica () en/of aantonen van antistoffen tegen deze therapeutische antistoffen in serum. De immunogeniciteit bij deze therapeutica wordt ook wel (ADA) genoemd.
Lees verder ›Het aantonen van maternale antistoffen tegen trombocyten van de foetus/neonaat, bij verdenking op FNAIT.
Lees verder ›Vaststellen van het gehalte van IgG-subklassen.
Lees verder ›Bepalen van de Rh-bloedgroepen.
Lees verder ›Het detecteren van alloantistoffen tegen trombocytspecifieke antigenen (humane plaatjesantigenen, HPA).
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van thyreoglobuline (Tg).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking allergeenspecifiek IgG-gemedieerde type III-allergie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op antifosfolipidensyndroom (APS).
Lees verder ›Lees verder ›
Het aantonen van autoantistoffen tegen trombocyten.
Lees verder ›Aantonen van infectie met door middel van microscopie, kweek en/of antistoffen en antigeen.
Lees verder ›Bepaling van de eventuele aanwezigheid van M-proteïnen in serum.
Lees verder ›Hepatitis A-virus (HAV) is een RNA-virus met fecaal-orale transmissie.
Lees verder ›Bepalen van relatieve en absolute aantallen van de verschillende lymfocytenpopulaties in perifeer bloed.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van de concentratie van C1q in serum.
Lees verder ›Epstein-Barr-virus is het humaan herpesvirus type 4 (HHV-4), een DNA-virus, en hoort tot de familie van de .
Lees verder ›Het vaststellen van een primaire immunodeficiëntie bij voorkeur inclusief identificatie van het genetische defect
Lees verder ›Bij verdenking op prostaatcarcinoom, in combinatie met rectaal onderzoek (DRE), vaststellen bij welke patiënten prostaatbiopsie geïndiceerd is.
Lees verder ›Bepaling van de vetuitscheiding in feces.
Lees verder ›1 Algemene inleiding
Lees verder ›Lees verder ›
is een spirocheet die pathogeen is voor de mens. Naast de soort die vooral in de VS voorkomt, komen in Europa vooral de soorten en voor. De bacterie kan gekweekt worden in vitro in een complex medium, maar de groeisnelheid is traag. Het genoom van de bacterie is klein (1,5 megabasen) en in tegenstelling tot dat van de meeste bacteriën lineair; tevens bevat de bacterie nog een groot aantal plasmiden.
Lees verder ›Ondersteunen van de diagnose van aanwezigheid van een adenocarcinoom. Follow-up na primaire behandeling van een adenocarcinoom, met name van de mamma, om tijdig een recidief of metastasering vast te stellen en behandeling te starten.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking allergeenspecifiek IgE-gemedieerde type I-allergie.
Lees verder ›is een platworm () behorende tot de groep van botten (). Er zijn vijf soorten die voor de mens van belang zijn, waarvan en relatief het meeste voorkomen.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van CA 125 in het serum.
Lees verder ›Follow-up van gastro-intestinale tumoren.
Lees verder ›Het meten van de concentratie van C3d.
Lees verder ›Lees verder ›
is een obligaat intracellulaire, gramnegatieve bacterie, verwant aan de en de . De bacterie kan gedurende lange tijd (maanden) persisteren in besmette materialen.
Lees verder ›Diagnostiek en follow-up van niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Lees verder ›Het aantonen van trombusvorming en/of afbraak van fibrine door plasmine.
Lees verder ›Het bepalen van de hoeveelheid foetaal hemoglobine (HbF% in lysaat) bij verdenking op hemoglobinopathieën, hereditaire hemolytische anemie, aplastische anemie conform de landelijke protocollen van de VHL. (Zie .)
Lees verder ›Het bepalen van de concentratie IgM in serum.
Lees verder ›Bepaling van een tekort aan proteïne C.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op reumatoïde artritis (RA).
Lees verder ›Een semenanalyse wordt uitgevoerd in het kader van een oriënterend fertiliteitsonderzoek, dat zowel gericht is op het opsporen van de oorzaken van subfertiliteit als het bepalen van de kans op een spontane zwangerschap. Semenanalyses in het kader van behandeling van subfertiliteit, bijvoorbeeld intra-uteriene inseminatie (IUI), in-vitrofertilisatie (IVF) of intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) of ter controle van een vasectomie/vasovasostomie worden buiten beschouwing gelaten, evenals analyses en bewerkingen van semen dat verkregen is na retrograde ejaculatie, elektro- of vibro-ejaculatie.
Lees verder ›Onderzoek naar de stolfactoractiviteit van specifieke stolfactoren van het stollingssysteem.
Lees verder ›De suikerabsorptietest wordt gebruikt voor het onderzoek van de darmdoorlaatbaarheid bij enteropathie en ontstekingsprocessen van de darmwand. Door meting van de mate van diffusie door de darmwand van twee niet-absorbeerbare suikers van verschillende molecuulgrootte kan een indruk worden gekregen van de barrièrefunctie en het oppervlak van de darmwand.
Lees verder ›is een eencellige parasiet () die obligaat intracellulair leeft. Bij katachtigen leeft de parasiet in de darmwand, waarbij oöcysten via de ontlasting worden uitgescheiden, die na enige tijd rijpen op de grond infectieus worden. Bij andere diersoorten, waaronder ook de mens, blijft de parasiet na orale opname niet in de darm maar invadeert het weefsel en vormt daar uiteindelijk weefselcysten. Deze weefselcysten kunnen overal in het lichaam worden gevonden, maar worden voornamelijk gezien in hart, hersenen, skeletspieren en longen. Naast contact met kattenuitwerpselen (tuinieren) is het eten van onvoldoende verhit vlees met weefselcysten een belangrijke besmettingsbron. Ziekteverschijnselen bij primo-infectie zijn mild, griepachtig met eventueel lymfadenitis. Bij immunosuppressie kunnen de parasieten reactiveren, met name in het centraal zenuwstelsel en in het oog. Bij een primo-infectie tijdens de zwangerschap kan congenitale toxoplasmose optreden. De infectie kan ook door middel van orgaantransplantatie worden overgebracht.
Lees verder ›Het bepalen van de concentratie trombocyten in bloed.
Lees verder ›Onderzoek van de intrinsieke en gemeenschappelijke routes van het stollingssysteem.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
is een rondworm () en wordt gerekend tot de groep van grondnematoden.
Lees verder ›Aantonen van blastomycose met kweek en serologie.
Lees verder ›Aantonen van -soorten met kweek en serologie.
Lees verder ›Bepaling van carcino-embryonaal antigeen (CEA) in bloed prognostisch en in de follow-up van colorectale kanker.
Lees verder ›is een obligaat intracellulaire bacterie. Groei op normale bacteriologische voedingsbodems is niet mogelijk; kweek is alleen mogelijk in celkweken.
Lees verder ›is een obligaat intracellulaire bacterie. Groei op normale bacteriologische voedingsbodems is niet mogelijk; kweek is alleen mogelijk in celkweken. Voor diagnostiek wordt daarom DNA-detectie gebruikt. Van deze bacterie is een aantal verschillende serovars beschreven die onderling verschillen in hun pathogeen vermogen: serovar A tot en met C veroorzaken ooginfecties (trachoom), serovar D tot en met K zijn verantwoordelijk voor urogenitale infecties terwijl serovar L geassocieerd is met lymphogranuloma venereum.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op cryoglobulinemie.
Lees verder ›Lees verder ›
Cytomegalovirus is een humaan DNA-virus. Het is een β-herpesvirus en hoort tot de familie van de .
Lees verder ›Het bepalen van de concentraties van de erytrocyten, trombocyten en de verschillende typen leukocyten in bloed en het kwalitatief beoordelen van bloedcellen in een uitstrijkpreparaat.
Lees verder ›Ebolavirus, marburgvirus en lassavirus zijn RNA-virussen. Ebolavirus en marburgvirus behoren tot een apart genus binnen de familie van de , lassavirus is een arenavirus.
Lees verder ›Giardiasis wordt veroorzaakt door de eencellige darmparasiet () , die ook wel of wordt genoemd.
Lees verder ›Bepalen van haptoglobineconcentratie in serum of plasma bij verdenking op intravasale hemolyse.
Lees verder ›Hepatitis C-virus (HCV) is een RNA-virus dat vrijwel obligaat via bloed-bloedcontact wordt verspreid.
Lees verder ›Hepatitis E-virus (HEV) is een RNA-virus met fecaal-orale transmissie.
Lees verder ›Herpessimplexvirus type 1 en 2, ook wel humaan herpesvirus 1 en 2, zijn DNA-virussen behorend tot de . Het zijn α-herpesvirussen.
Lees verder ›Het bepalen van de IgA-concentratie in serum of ander lichaamsvocht (bijvoorbeeld speeksel).
Lees verder ›Het beoordelen van de groeihormoonstatus bij verdenking van zowel groeihormoondeficiëntie als acromegalie en het beoordelen van het effect van groeihormoontherapie.
Lees verder ›Voor de diagnostiek van meningitis of encefalitis is analyse van liquor erg belangrijk. Dit geldt voor virale infecties net zo als voor bacteriële infecties. In het verleden probeerde men virussen uit liquor te kweken, maar vergelijkend onderzoek van de laatste tien tot vijftien jaar heeft duidelijk gemaakt dat de kweek obsoleet is. De gouden standaard voor liquoronderzoek is het aantonen van viraal DNA respectievelijk RNA met moleculaire diagnostiek, zoals PCR. In liquor is de methode vergeleken met kweek zeer sensitief en zeer snel. Een valkuil kan zijn dat het aantonen van een zeer geringe hoeveelheid RNA en/of DNA soms bewijzend is voor een veroorzakende rol van het virus, maar niet altijd. Indien liquor niet kan worden verkregen kan voor enterovirus en parechovirus de uitscheiding in feces als alternatief worden gebruikt. Hierbij moet men rekening houden met asymptomatische shedding van enterovirussen weken tot maanden kunnen aanhouden in de feces na een infectie en dient als indirect bewijs voor een current episode.
Lees verder ›Mazelenvirus is een RNA-virus en hoort tot de groep van de morbillivirussen.
Lees verder ›Opsporen van mogelijke oorzaak van malabsorptie in het spijsverteringsorgaan.
Lees verder ›Onderscheid maken tussen de aanwezigheid van (mono)klonale dan wel polyklonale populaties van B- of T-lymfocyten. In combinatie met histomorfologische, immunofenotypische en klinische gegevens draagt dit bij tot het vaststellen van het maligne (monoklonale) dan wel reactieve (polyklonale) karakter van de verdachte lymfoproliferatie en daarmee tot een betere diagnose.
Lees verder ›Met deze screeningstest wordt de kans op een afwijking in het DNA van de foetus en op het voorkomen op trisomie onderzocht.
Lees verder ›Bepaling van de activiteit en de eiwitconcentratie van plasminogeenactivatorinhibitor (PAI).
Lees verder ›(voorheen , ook met een enkele i wordt veel aangetroffen) is een eencellige fungus (gist). Het is niet bekend of een reservoir heeft buiten de mens.
Lees verder ›Screeningsonderzoek van de extrinsieke en gemeenschappelijke routes van het stollingssysteem.
Lees verder ›Evaluatie van de activiteit van het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS).
Lees verder ›RSV is een enkelstrengs RNA-virus uit de familie der . Wanneer het virus gekweekt wordt dan ontstaan er als gevolg van fusie van geïnfecteerde cellen syncytia, vandaar de naam.
Lees verder ›en zijn intracellulaire gramnegatieve bacteriën. Kenmerkend voor deze pathogenen is dat ze door artropoden (luizen, vlooien, teken en mijten) worden overgebracht tussen de verschillende gastheren. De voornaamste soorten die de mens infecteren, worden ingedeeld in de volgende groepen:
Lees verder ›en zijn respectievelijk de honden- en kattenspoelworm. Pups komen vaak al besmet ter wereld, kittens raken besmet via de moedermelk. Beide scheiden grote aantallen eieren uit die na twee tot zes weken infectieus zijn. Volwassen dieren zijn ook vaak besmet, maar scheiden veel kleinere aantallen eieren uit. Indien infectieuze eieren door de mens worden opgegeten. komen ze uit, verlaten het maag-darmkanaal, en kunnen zich door de weefsels verplaatsen zonder uit te groeien tot volwassen wormen (viscerale larva migrans). -infecties verlopen echter mild of symptoomloos zolang het aantal parasieten gering blijft. is de voor de mens meest pathogene soort.
Lees verder ›is een spirocheet die niet in vitro gekweekt kan worden. Naast ssp. , de verwekker van syfilis, zijn er nog enkele nauwverwante soorten die eveneens pathogeen zijn voor de mens maar die in Nederland alleen gezien worden als importziekte: ssp. (yaws), ssp. (bejel, endemische syfilis) en (pinta).
Lees verder ›is een rondworm (). Bij ingestie ontstaan invasieve larven die vanuit de darm migreren naar spierweefsel en daar een cyste vormen (encysteren). De bron is onvoldoende verhit vlees, in de meeste gevallen van varkens/zwijnen of paarden die op hun beurt gevoerd zijn geweest met onvoldoende verhit dierlijk voedsel. Trichinose is meldingsplichtig in categorie C (anonieme melding door het laboratorium).
Lees verder ›Met behulp van een plasmatrombopoëtine (Tpo-)bepaling kan onderscheid gemaakt worden tussen een trombocytopenie door een verminderde aanmaak of een verhoogde afbraak van trombocyten.
Lees verder ›Varicellazostervirus is een DNA-virus, het humaan herpesvirus-3. Het hoort tot de familie van de . Het is een α-herpesvirus.
Lees verder ›Het bevestigen van een vitaminetekort als vermoedelijke oorzaak van neurologische en hematologische aandoeningen door het meten van de concentraties van vitamine B en/of foliumzuur in het bloed. Voor beide vitamines geldt dat er een grijs gebied tussen voldoende aanwezigheid en ernstig tekort in het bloed bestaat waarin de gemeten bloedconcentratie geen eenduidig antwoord geeft op de vraag of in de weefsels zelf een tekort bestaat. Door het meten van de metabolieten homocysteïne en/of methylmalonzuur in plasma c.q. serum kan men daarover uitsluitsel krijgen (zie Homocysteïnetest en Methylmalonzuur (MMA)).
Lees verder ›Bepaling van de activiteit en de eiwitconcentratie van de von Willebrand-factor (vWF).
Lees verder ›is een genus binnen de familie van de . De meest pathogene soorten zijn en . Oorspronkelijk waren de bacteriën van dit genus ingedeeld bij het genus . Van bestaat een aantal serotypen waarvan er maar enkele pathogeen zijn voor de mens (O3, O8 en O9).
Lees verder ›