106 resultaten gevonden voor 'CA 19.9'

  • CA 19.9

    Follow-up van gastro-intestinale tumoren.

    Lees verder ›
  • CA 15.3

    Ondersteunen van de diagnose van aanwezigheid van een adenocarcinoom. Follow-up na primaire behandeling van een adenocarcinoom, met name van de mamma, om tijdig een recidief of metastasering vast te stellen en behandeling te starten.

    Lees verder ›
  • C-reactieve proteïne (CRP)

    Bepaling van C-reactieve proteïne (CRP) ter opsporing van infectie en vervolg van therapie.

    Lees verder ›
  • CA 125

    Bepaling van CA 125 in het serum.

    Lees verder ›
  • Glutamaatdehydrogenase (GDH)

    Aantonen van hyperactiviteit van het glutamaatdehydrogenase (GDH) ten behoeve van het stellen van de diagnose HIHA (hyperinsulinisme-hyperammoniëmie)-syndroom, beschreven door Stanley et al. (1998).

    Lees verder ›
  • Pancreaselastase, in feces (p-elastase)

    Onderzoek van de exocriene pancreasfunctie.

    Lees verder ›
  • Osmolaliteit

    Lees verder ›
  • Aspergillus

    Aantonen van infectie met door middel van microscopie, kweek en/of antistoffen en antigeen.

    Lees verder ›
  • Follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH)

    Bepaling van follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH), basaal dan wel na stimulering met LHRH, dient ter evaluatie van het functioneren van de hypothalamus-hypofyse-gonadenas en functie van de gonaden.

    Lees verder ›
  • Hemoglobine, foetaal (HbF)

    Het bepalen van de hoeveelheid foetaal hemoglobine (HbF% in lysaat) bij verdenking op hemoglobinopathieën, hereditaire hemolytische anemie, aplastische anemie conform de landelijke protocollen van de VHL. (Zie .)

    Lees verder ›
  • Calcitonine in bloed (CT)

    Bepaling van calcitonine (CT), veelal in combinatie met een stimuleringstest.

    Lees verder ›
  • Chromogranine A (CgA)

    Follow-up bij neuro-endocriene tumoren.

    Lees verder ›
  • Erytropoëtine

    Bepalen van de hoeveelheid circulerend erytropoëtine (EPO) in bloed.

    Lees verder ›
  • Longembolie ICPC-2: K93; ICD-10: I26

    Lees verder ›
  • CFTR-genotypering (cystische fibrose)

    Cystische fibrose (CF) is een autosomaal recessief overervende aandoening die veel voorkomt bij Kaukasiërs. Andere benamingen voor CF zijn pancreasfibrose, mucoviscidose of taaislijmziekte. In 1989 is het CFTR-gen geïdentificeerd. Het betreft een relatief groot gen met 27 exonen en een lengte van 250 kb; de exonen coderen voor een eiwit van 1480 aminozuren. Er zijn zeer veel verschillende CF-mutaties die de ziekte kunnen veroorzaken (> 1900), op voorwaarde dat ze in tweevoud aanwezig zijn. Echter, wereldwijd zijn ongeveer 35 mutaties verantwoordelijk voor bijna alle gevallen van CF. Afhankelijk van de groep waartoe een specifieke mutatie behoort, is de epitheliale terugresorptie van chloride in de zweetafvoerbuis gestoord.

    Lees verder ›
  • Mycobacterium leprae

    is een zuurvaste staaf met affiniteit voor de schwanncellen. kan niet in vitro gekweekt kan worden en heeft in vivo een extreem lage groeisnelheid (verdubbelingstijd van 14 dagen). In geïnfecteerd weefsel zijn ze microscopisch te zien als bundels intracellulair gelegen staafjes en de dikke lipidenenvelop beschermt ze tegen afbraak in macrofagen en vele bactericide middelen.

    Lees verder ›
  • Testosteron

    Evaluatie van de androgeenstatus.

    Lees verder ›
  • Urineonderzoek, kwalitatief

    Onderzoek bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.

    Lees verder ›
  • HE4 (humaan epididymis proteïne 4)

    Bepalen van humaan epididymis proteïne 4 (HE4) in serum.

    Lees verder ›
  • Legionella pneumophila

    is een langzaam groeiende aerobe, gramnegatieve bacterie met bijzondere groei-eisen. Voor de kweek zijn speciale voedingsbodems vereist met actieve koolstof, cysteïne en andere speciale ingrediënten. Hierdoor heeft het tot 1976 geduurd voordat de bacterie voor het eerst in kweek gebracht werd na een uitbraak van pneumonie bij een bijeenkomst van Amerikaanse veteranen in Philadelphia. Van zijn vijftien serotypen bekend; behalve zijn er nog zo’n veertig andere -soorten bekend.

    Lees verder ›
  • Toxocara

    en zijn respectievelijk de honden- en kattenspoelworm. Pups komen vaak al besmet ter wereld, kittens raken besmet via de moedermelk. Beide scheiden grote aantallen eieren uit die na twee tot zes weken infectieus zijn. Volwassen dieren zijn ook vaak besmet, maar scheiden veel kleinere aantallen eieren uit. Indien infectieuze eieren door de mens worden opgegeten. komen ze uit, verlaten het maag-darmkanaal, en kunnen zich door de weefsels verplaatsen zonder uit te groeien tot volwassen wormen (viscerale larva migrans). -infecties verlopen echter mild of symptoomloos zolang het aantal parasieten gering blijft. is de voor de mens meest pathogene soort.

    Lees verder ›
  • Carcino-embryonaal antigeen in bloed (CEA)

    Bepaling van carcino-embryonaal antigeen (CEA) in bloed prognostisch en in de follow-up van colorectale kanker.

    Lees verder ›
  • Coronavirus

    Coronavirussen zijn RNA-virussen behorend tot de familie van de . Voor de mens is een aantal typen pathogeen: 229, NL63, OC43 en SARS ()-coronavirus.

    Lees verder ›
  • Isospora belli

    is een eencellige darmparasiet () behorende tot de coccidiën. Recentelijk is de parasiet ingedeeld bij het geslacht is de enige bij de mens voorkomende soort. De parasiet infecteert de epitheelcellen van de dunne darm.

    Lees verder ›
  • Minimal residual disease (MRD) bij hematologische maligniteiten

    (MRD)-diagnostiek heeft als doel de hoeveelheid tumorcellen die tijdens of na behandeling van een hematologische maligniteit nog in het beenmerg of bloed van de patiënt aanwezig zijn vast te stellen. Dergelijke informatie maakt het mogelijk om per patiënt de behandeling aan te passen (verminderen of verzwaren).

    Lees verder ›
  • Neonatale hielprikscreening

    Alle pasgeborenen in Nederland worden gescreend op aangeboren ziekten middels de neonatale hielprikscreening. Tussen 72 en 168 uur na de geboorte wordt via deze hielprik een aantal druppels bloed verzameld op een strook filtreerpapier van een hielprikkaart. Afname gebeurt in het ziekenhuis door verpleegkundigen of medewerkers van het klinisch-chemisch laboratorium, en buiten het ziekenhuis door verloskundigen of door medewerkers van zogenaamde screenteams die onder verantwoordelijkheid van een thuiszorgorganisatie vallen.

    Lees verder ›
  • Porfyrinen

    Bij verdenking op porfyrie, loodintoxicatie en hereditaire tyrosinemie (zeldzaam) vaststellen of afwijkingen in het heemmetabolisme passen bij de klachten van de patiënt.

    Lees verder ›
  • Urinesediment

    Semikwantitatief onderzoek urinesediment bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.

    Lees verder ›
  • Aneurysma aortae abdominalis ICPC-2: K99; ICD-10: I71.4

    Lees verder ›
  • Alanineaminotransferase (ALAT)

    ■ differentiële diagnostiek van leverziekten

    Lees verder ›
  • Alcohol

    Analyse van alcohol (ethanol) in bloed.

    Lees verder ›
  • Bloedingsneiging, verhoogde ICPC-2: B83; ICD-10: D65;D66;D67;D68;D69

    Lees verder ›
  • Anti-neutrofiel cytoplasma-antistoffen (ANCA)

    Vaststellen van de aan- of afwezigheid van anti-neutrofiel cytoplasma-antistoffen (ANCA) en van de specificiteit van de ANCA (in het kader van vasculitis: vooral gericht tegen proteïnase-3/PR3 of tegen myeloperoxidase/MPO). Kwantitatieve bepaling van ANCA-spiegels bij diagnostiek en ter evaluatie van therapie en beloop van ziekte bij patiënten met systemische vasculitis.

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen bijnierschors

    Diagnostiek bij verdenking op auto-immuunadrenalitis (ziekte van Addison, bijnierschorsdeficiëntie).

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen huid

    Diagnostiek bij verdenking op auto-immune blaarvormende aandoeningen, zoals pemphigus en pemfigoïd (verouderde naam: parapemphigus).

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen myeline-geassocieerd glycoproteïne (MAG)

    Diagnostiek bij verdenking op een gammopathie-geassocieerde polyneuropathie.

    Lees verder ›
  • Anti-Xa, factor

    Bepaling van de activiteit van laagmoleculairgewichtheparine (LMWH) of pentasacharide ter controle van antitrombotische behandeling. In specifieke gevallen kan de anti-Xa-bepaling worden gebruikt voor het vaststellen van de therapeutische range van ongefractioneerd heparine op basis van de aPTT. Tevens kan de anti-Xa-methode gebruikt worden voor monitoring van directe Xa-remmers als rivaroxaban, apixaban en edoxaban.

    Lees verder ›
  • Bilirubine

    Bepaling van verhoogd bilirubinegehalte.

    Lees verder ›
  • Kinkhoest ICPC-2: R71; ICD-10: A37

    Lees verder ›
  • Botmerkers (o.a. CTx, NTx, DPD, OC, P1NP, BAP)

    Botmerkers worden in het bloed en de urine gemeten om afwijkingen in het botmetabolisme vast te stellen, waarbij een evenwicht tussen aanmaak en afbraak aanwezig hoort te zijn. Botmarkermetingen zijn geschikt als follow-up van osteoporosetherapie.

    Lees verder ›
  • Malaria ICPC-2: A73; ICD-10: B54

    Lees verder ›
  • CDT (koolhydraatdeficiënt transferrine)

    Bepaling van CDT in serum bij de vraagstelling chronische overmatige alcoholinname (alcoholmisbruik).

    Lees verder ›
  • Chlamydia pneumoniae

    is een obligaat intracellulaire bacterie. Groei op normale bacteriologische voedingsbodems is niet mogelijk; kweek is alleen mogelijk in celkweken.

    Lees verder ›
  • Ovariumcarcinoom ICPC-2: X77; ICD-10: C56

    Lees verder ›
  • Cyfra 21.1

    Diagnostiek en follow-up van niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)

    Lees verder ›
  • Cytochroom P450 (CYP)

    Cytochroom P450 (ook wel afgekort als CYP, P450 of CYP450) is een verzameling enzymen die organische stoffen oxideren en afbreken waaronder potentiële schadelijk stoffen of lichaamsvreemde stoffen zoals medicijnen en toxinen. Cytochroom P450 komt praktisch in alle levende cellen voor.

    Lees verder ›
  • Darmhormonen

    Bepaling van de darmhormonen om hun invloed op het metabolisme en de regulering ervan na te gaan.

    Lees verder ›
  • Vaginaal bloedverlies ICPC-2: X06;X07;X08; ICD-10: N92;N93

    Lees verder ›
  • Helicobacter pylori

    is een gekromd gramnegatief staafje, dat alleen groeit onder micro-aerofiele omstandigheden (lage zuurstofspanning). Een kenmerkende eigenschap is de sterke ureaseproductie door de bacterie. Vanwege de morfologische gelijkenis met werd de bacterie die in 1982 voor het eerst gekweekt werd uit biopten van de maag en het duodenum eerst genoemd. Bij dieren worden andere -soorten gekweekt uit de maag en duodenum. Bij de mens komen andere soorten voor in de darm die zijn geassocieerd met diarree: en .

    Lees verder ›
  • ‘High-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-c)

    Bepaling van ‘high-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-cholesterol) in serum/ heparineplasma.

    Lees verder ›
  • Insulineachtige groeifactor 1 (IGF-1)

    Het beoordelen van de groeihormoonstatus bij verdenking van zowel groeihormoondeficiëntie als acromegalie en het beoordelen van het effect van groeihormoontherapie.

    Lees verder ›
  • Koper

    Het bepalen van koper in serum of urine bij de diagnostiek en de behandeling van kopertekort of koperstapeling.

    Lees verder ›
  • Lysozym

    Lysozym in serum of urine wordt gebruikt om de toe- of afname van sarcoïdose te volgen.

    Lees verder ›
  • MDMA (XTC)

    Onderzoek op gebruik van MDMA (XTC; 3,4-methyleendioxymethamfetamine; ecstasy).

    Lees verder ›
  • Microsporidium species

    zijn obligaat intracellulaire, sporenvormende eencellige parasieten () die gezamenlijk het subfylum van de vormen. Er zijn tientallen genera en honderden soorten beschreven, waarvan ten minste veertien pathogeen zijn bij de mens. De meest frequent bij de mens beschreven -infectie is die met . Daarnaast wordt als diarreeverwekker gezien. Deze laatste kan zich, net als enkele andere -soorten, ook naar andere organen verspreiden, zoals naar de hersenen, longen en nieren.

    Lees verder ›
  • Moleculaire classificatie van hematologische maligniteiten

    Onderzoek naar de eventuele aanwezigheid van bepaalde moleculaire markers (genetische afwijkingen, zoals chromosoomafwijkingen en mutaties) bij patiënten met de diagnose hematologische maligniteit, teneinde een betere classificatie van het type hematologische maligniteit met betrekking tot diagnose en prognose te bewerkstelligen. De aanwezige verworven genetische afwijkingen kunnen vervolgens eventueel worden gebruikt voor het bepalen van de response op therapie van de patiënt met de hematologische maligniteit.

    Lees verder ›
  • Nierstenen

    Onderzoek naar de samenstelling van de verkregen urinewegsteen in het kader van het ophelderen van de oorzaak van het ontstaan, en het zo nodig instellen van therapie.

    Lees verder ›
  • Parathyroïdhormoon in bloed (PTH)

    Bepaling van parathyroïdhormoon (PTH) in plasma.

    Lees verder ›
  • Primaire immunodeficiënties

    Het vaststellen van een primaire immunodeficiëntie bij voorkeur inclusief identificatie van het genetische defect

    Lees verder ›
  • Renine

    Evaluatie van de activiteit van het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS).

    Lees verder ›
  • S-100B in serum

    Merker voor de follow-up van patiënten met maligne melanoom en marker voor cerebrale schade.

    Lees verder ›
  • SCC-antigeen (‘squamous cell carcinoma’-antigeen)

    Postoperatieve follow-up bij cervixcarcinoom en beoordeling van het effect van chemo- en/of radiotherapie.

    Lees verder ›
  • Thyreoglobuline (Tg)

    Bepaling van thyreoglobuline (Tg).

    Lees verder ›
  • Viscositeit van plasma

    Bevestiging van verdenking op een verhoogde viscositeit

    Lees verder ›
  • Vitamine A en caroteen

    Aantonen en/of uitsluiten van vitamine A-deficiëntie.

    Lees verder ›
  • Vitamine C

    Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine C (L-ascorbinezuur).

    Lees verder ›
  • Creatinekinase-iso-enzymen (CK-i)

    Bepaling van het iso-enzym CK-MB is lange tijd gebruikt voor de diagnostiek van het hartinfarct (inmiddels vervangen door troponine I of troponine T). Analyse van de CK-iso-enzymen kan worden gebruikt voor de diagnostiek van (onbegrepen) verhoogde creatinekinase (CK)-activiteiten in bloed. Echter, hiervoor kunnen ook andere parameters worden gebruikt: myoglobine (spierafbraak), troponine I/T (hartschade) en S100 (hersenschade). Met de introductie van de genoemde parameters is de bepaling van CK-iso-enzymen niet of nauwelijks meer geïndiceerd.

    Lees verder ›
  • Adenovirus

    Adenovirussen zijn DNA-virussen, behorend tot de familie van de .

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen aquaporine 4 (AQP4) en myeline-oligodendrocyt glycoproteïne (MOG)

    Diagnostiek bij verdenking neuromyelitis optica (spectrumziekte), middels het vaststellen van de aan- of afwezigheid van antistoffen tegen aquaporine-4 (AQP4) en myeline-oligodendrocyt glycoproteïne (MOG).

    Lees verder ›
  • Catecholaminen en metabolieten

    Bepaling van catecholaminen of de basische en zure metabolieten voor de diagnostiek van catecholamine-producerende tumoren.

    Lees verder ›
  • Kalium

    Vaststellen van hyper- en hypokaliëmie.

    Lees verder ›
  • Methadonmetaboliet (EDDP)

    Onderzoek op gebruik van methadon.

    Lees verder ›
  • MRSA

    Meticillineresistente is een die door het vermogen om een speciaal penicillinebindend eiwit (PBP) te produceren resistent is tegen de werking van vrijwel alle β-lactamantibiotica (penicilline, cefalosporine en carbapenem). Bij veel MRSA’s is daarnaast nog sprake van resistentie tegen andere klassen antibiotica, waardoor in sommige gevallen effectieve behandeling van ernstige infecties zeer bemoeilijkt wordt.

    Lees verder ›
  • Medisch laboratoriumonderzoek

    1 Algemene inleiding

    Lees verder ›
  • Amenorroe/Oligomenorroe, algemeen ICPC-2: X05; ICD-10: E28

    Lees verder ›
  • Allergeenspecifiek IgG

    Diagnostiek bij verdenking allergeenspecifiek IgG-gemedieerde type III-allergie.

    Lees verder ›
  • Amfetamines

    Onderzoek op gebruik van amfetamines.

    Lees verder ›
  • Cushingsyndroom ICPC-2: T99; ICD-10: E24

    Lees verder ›
  • Cystische fibrose ICPC-2: T99; ICD-10: E84

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen mitochondriën

    Diagnostiek bij verdenking op primaire biliaire cholangitis, voorheen cirrose (PBC).

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen tissue-transglutaminase (tTGA)

    Diagnostiek bij verdenking op actieve coeliakie.

    Lees verder ›
  • Hiv-infectie, primaire ICPC-2: B90; ICD-10: B20

    Lees verder ›
  • Bloedgassen

    Het in beeld brengen van de gasuitwisseling en de zuur-basestatus van de patiënt middels het bepalen van de bloedgasparameters. Afhankelijk van het type analyser kunnen veelal de volgende bepalingen worden gemeten of berekend, pH, pO, pCO, HCO, BE, O-sat, SaO, FOHb, COHb, MetHb en SulfHb, Na, K, iCa, Cl, , glucose en lactaat.

    Lees verder ›
  • Polycysteusovariumsyndroom (PCOS) ICPC-2: T99; ICD-10: E28.2

    Lees verder ›
  • Rectaal bloedverlies, zichtbaar ICPC-2: D16; ICD-10: K62.5

    Lees verder ›
  • Cortisol

    Bevestiging van verdenking op over- dan wel onderproductie van cortisol.

    Lees verder ›
  • Slechthorendheid ICPC-2: H86; ICD-10: H91

    Lees verder ›
  • Cytochemisch onderzoek van beenmerg

    Inzicht verwerven in de status van de hematopoëse in het beenmerg aan de hand van de cytologische karakteristieken en de verhoudingen tussen de diverse celtypen.

    Lees verder ›
  • Dexamethasonremmingstest

    Dexamethasonremmingstests worden gebruikt in de (differentiële) diagnostiek naar het syndroom van Cushing.

    Lees verder ›
  • Eosinofiele granulocyten

    Het bepalen van de concentratie van eosinofiele granulocyten in bloed.

    Lees verder ›
  • Fosfaat

    Bepalen van hyper/hypofosfatemie en van hyper/hypofosfaturie.

    Lees verder ›
  • HbA1c

    Bepaling van HbA1c/glycohemoglobine.

    Lees verder ›
  • Immunoglobuline A (IgA)

    Het bepalen van de IgA-concentratie in serum of ander lichaamsvocht (bijvoorbeeld speeksel).

    Lees verder ›
  • Lactose-H2-ademtest

    Aantonen van gestoorde absorptie van koolhydraten, in het bijzonder lactose en fructose.

    Lees verder ›
  • Lithium

    Controle van de lithiumspiegel gedurende therapie met lithium.

    Lees verder ›
  • Methylmalonzuur (MMA)

    Het opsporen van erfelijke of verworven stoornissen in het metabolisme van methylmalonzuur; het bevestigen of ontkennen van een vitamine B-deficiëntie op cellulair niveau.

    Lees verder ›
  • Dientamoeba fragilis

    Dientamoeba fragilis is een eencellige darmparasiet (Protozoa) behorende tot de flagellaten.

    Lees verder ›
  • Prealbumine

    Bepaling van prealbumine werd gebruikt ter evaluatie van de eiwitvoedingsstatus. Naar huidige inzichten is prealbumine daar niet geschikt voor. Prealbumine kan een prognostische waarde hebben bij verschillende ziekten.

    Lees verder ›
  • Salmonella species

    is een facultatief anaerobe gramnegatieve bacterie, behorend tot de familie der . De bacterie is in staat om na fagocytose te overleven in macrofagen. De poging van het lichaam om (hieruit) te elimineren, met name via het cellulaire deel van het immuunsysteem met de productie van allerlei cytokines, veroorzaakt een necrotiserende ontstekingsreactie van de lymfoïde weefsels in de buikholte (mesenteriale lymfeknopen, Peyer-plaques). Daardoor ontstaan soms complicaties zoals bloedingen of perforaties in (de buurt van) de Peyer-plaques.

    Lees verder ›
  • Steroïdprofiel in urine

    De voornaamste toepassing van het profiel van steroïdhormonen in urine is inzicht te krijgen in een overproductie van androgene hormonen door de bijnieren, waarbij de status van meerdere hormonen beschouwd moet worden in hun onderlinge samenhang.

    Lees verder ›
  • Thyreotropine-’releasing’ hormoon-test (TRH-test)

    Meting van de respons van prolactine (PRL), humaan groeihormoon (hGH), thyroïdstimulerend hormoon (TSH) op toediening van TRH ter evaluatie van de hypofysefunctie.

    Lees verder ›
  • Thyroïdstimulerend hormoon (TSH)

    Bepaling van thyroïdstimulerend hormoon (TSH) in serum of plasma bij onderzoek naar het functioneren van de schildklier.

    Lees verder ›
  • Vet in feces

    Bepaling van de vetuitscheiding in feces.

    Lees verder ›
  • Vitamine B3

    Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (vitamine PP, , niacine, nicotinezuur, E375).

    Lees verder ›
  • Zwangerschapsscreening infectieziekten

    In de 12e week van de zwangerschap wordt bloed afgenomen voor de zwangerschapsscreening op drie infectieziekten: hepatitis B, syfilis en HIV. De achtergrond hiervan is dat deze aandoeningen een vermijdbaar risico voor de ongeborene inhouden. Voor HIV en hepatitis B geldt dat de screening plaatsvindt om overdracht durante partu te voorkomen door middel van profylaxe. Syfilis () is een bekende, zij het tegenwoordig zeldzame, oorzaak van miskramen en aangeboren afwijkingen die eenvoudig kan worden voorkomen door antibiotische behandeling. Hoewel de strikt genomen al voor de 12e week wordt gevonden in de foetus, neemt de kans op overdracht sterk toe met het ouder worden van de placenta. Behandeling van syfilis dient daarom direct na een positieve zwangerschapsscreening plaats te vinden. Ook bij een vroege besmetting treedt zichtbare schade overigens waarschijnlijk pas vanaf de 18e week op, wanneer het foetale immuunsysteem actief wordt.

    Lees verder ›
  • Immunofenotypische analyse van hematologische maligniteiten

    Het begrip immunofenotypering wordt in de immunologie en hematologie gebruikt voor onderzoek naar het immunofenotype van cellen (veelal leukocyten). Hierbij wordt gebruikgemaakt van (monoklonale) antistoffen die specifiek een bepaald eiwit of suikergroep op de celmembraan of intracellulair herkennen. Veelal wordt gebruikgemaakt van fluorochroom-geconjugeerde antistoffen, waarna de reactiviteit snel en eenvoudig kan worden vastgesteld door de leukocyten (of andere cellen) te analyseren met de flowcytometer. Door meerdere antistoffen gelijktijdig te gebruiken wordt gedetailleerde informatie verkregen over het eiwit-expressieprofiel (ofwel immunofenotype) van de onderzochte cellen.

    Lees verder ›