Het bevestigen van een vitaminetekort als vermoedelijke oorzaak van neurologische en hematologische aandoeningen door het meten van de concentraties van vitamine B en/of foliumzuur in het bloed. Voor beide vitamines geldt dat er een grijs gebied tussen voldoende aanwezigheid en ernstig tekort in het bloed bestaat waarin de gemeten bloedconcentratie geen eenduidig antwoord geeft op de vraag of in de weefsels zelf een tekort bestaat. Door het meten van de metabolieten homocysteïne en/of methylmalonzuur in plasma c.q. serum kan men daarover uitsluitsel krijgen (zie Homocysteïnetest en Methylmalonzuur (MMA)).
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (thiamine).
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van vitamine A-deficiëntie.
Lees verder ›Onderzoek naar de vitamine D-status.
Lees verder ›Vaststellen van de concentratie van sporenelementen dan wel toxische elementen in bloed en urine.
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine C (L-ascorbinezuur).
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (riboflavine, E101).
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van vitamine B-deficiëntie.
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (D-pantotheenzuur).
Lees verder ›Lees verder ›
Bepaling van de vetuitscheiding in feces.
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (vitamine PP, , niacine, nicotinezuur, E375).
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van vitamine E-deficiëntie of intoxicaties.
Lees verder ›Het bepalen van de karakteristieken van de erytrocytenpopulatie.
Lees verder ›Hormonen zijn signaalmoleculen die informatie doorgeven van de ene naar de andere cel of orgaan. Zo kunnen hormonen via transport in de bloedbaan cellen in verder weg gelegen weefsels activeren, maar activatie kan ook lokaal in hetzelfde orgaan (paracrien) of zelfs in de secreterende cel zelf (autocrien) plaatsvinden. De hypofyse is de centrale klier die meerdere andere hormoonproducerende klieren aanstuurt, daarbij geholpen door de hypothalamus die de concentratie van belangrijke hormonen controleert. Er bestaan verschillende typen hormonen: monoamines (bijvoorbeeld catecholaminen, serotonine), kleine peptidehormonen (bijvoorbeeld TRH, vasopressine), grotere glycoproteïnehormonen (bijvoorbeeld TSH, LH), steroïdhormonen afgeleid van cholesterol (bijvoorbeeld testosteron) en vetzuurderivaten (bijvoorbeeld prostaglandines).
Lees verder ›In het laatste decennium zijn er meerdere nieuwe orale anticoagulantia in Nederland op de markt gekomen. Deze nieuwe middelen zijn conform de Leidraad begeleide introductie nieuwe orale antistollingsmiddelen (geschreven door de de wetenschappelijke verenigingen (NVVC, NIV, NVN, NOV, VAL/NVKC, NVZA/KNMP) en de Orde Medisch Specialisten) geïntroduceerd. Deze orale middelen betreffen enerzijds de directe trombine-inhibitor dabigatran en anderzijds meerdere directe Xa-inibitors, zoals apixaban, edoxaban en rivaroxaban. Vanwege hun voorspelbare antistollende effect is geen routinematige controle door middel van laboratoriumtests nodig. Deze nieuwe middelen zullen in belangrijke mate de vitamine K-antagonisten gaan vervangen.
Lees verder ›De hemoglobineconcentratie van het bloed wordt bepaald bij verdenking op anemie of polycythemie.
Lees verder ›Lees verder ›
Bepaling van parathyroïdhormoon (PTH) in plasma.
Lees verder ›Nagaan of in de urine van een patiënt stoffen aanwezig zijn die reducerende eigenschappen hebben. Daarbij wordt gedacht aan de aanwezigheid van gemakkelijk oxideerbare koolhydraten. De aanwezigheid kan duiden op een afwijking in het koolhydraatmechanisme.
Lees verder ›Cytochroom P450 (ook wel afgekort als CYP, P450 of CYP450) is een verzameling enzymen die organische stoffen oxideren en afbreken waaronder potentiële schadelijk stoffen of lichaamsvreemde stoffen zoals medicijnen en toxinen. Cytochroom P450 komt praktisch in alle levende cellen voor.
Lees verder ›Het monitoren van het effect van anticoagulantia op de plasmatische stolling.
Lees verder ›Het meten van de activiteit van glutathionreductase in erytrocyten, meestal als referentie voor de interpretatie van andere erytrocytaire enzymen.
Lees verder ›Diagnose, classificatie of vervolgen van renale insufficiëntie. Daarnaast kan creatinine in urine ook gebruikt worden ter controle van de vierentwintiguursverzameling en om de concentratie van andere stoffen (eiwitten, medicatie) te corrigeren voor de verschillen in urineconcentratie (urineportie). Om de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) te kunnen schatten zonder gecompliceerd onderzoek, maakt men tegenwoordig, zoals de KDIGO voorschrijft, gebruik van de CKD-EPI-formule. De klaring bij kinderen (< 18 jaar) kan worden geschat met de Schwartz-formule.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op antifosfolipidensyndroom (APS).
Lees verder ›Ondersteunen van de diagnose van aanwezigheid van een adenocarcinoom. Follow-up na primaire behandeling van een adenocarcinoom, met name van de mamma, om tijdig een recidief of metastasering vast te stellen en behandeling te starten.
Lees verder ›Het bepalen van de concentratie van erytrocyten in bloed.
Lees verder ›Bepaling van een tekort aan proteïne C.
Lees verder ›Lees verder ›
Het opsporen van erfelijke of verworven stoornissen in het metabolisme van methylmalonzuur; het bevestigen of ontkennen van een vitamine B-deficiëntie op cellulair niveau.
Lees verder ›Bepaling van prealbumine werd gebruikt ter evaluatie van de eiwitvoedingsstatus. Naar huidige inzichten is prealbumine daar niet geschikt voor. Prealbumine kan een prognostische waarde hebben bij verschillende ziekten.
Lees verder ›Onderzoek naar de stolfactoractiviteit van specifieke stolfactoren van het stollingssysteem.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op pernicieuze anemie.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op auto-immuungastritis en pernicieuze anemie.
Lees verder ›Bepalen van hyper/hypofosfatemie en van hyper/hypofosfaturie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van een tekort aan proteïne S bij de diagnostiek van erfelijke trombofilie.
Lees verder ›Het bepalen van koper in serum of urine bij de diagnostiek en de behandeling van kopertekort of koperstapeling.
Lees verder ›Onderzoek van de intrinsieke en gemeenschappelijke routes van het stollingssysteem.
Lees verder ›Analyse van alcohol (ethanol) in bloed.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Meting van verhoogde of verlaagde gastrineproductie.
Lees verder ›Bepaling van humaan hemoglobine in feces voor de screening naar colorectale kanker of voorstadia daarvan.
Lees verder ›Nader onderzoek acidose. Verdenking metabole stoornis.
Lees verder ›Reticulocyten zijn de voorlopers van erytrocyten. Het tellen van reticulocyten in het perifere bloed geeft op een eenvoudige manier een aanwijzing over de aanmaak van rode cellen in het beenmerg. Bij een verhoogde aanmaak van erytrocyten neemt het aantal reticulocyten toe. Het aantal reticulocyten is dus een maat voor de activiteit van de erytropoëse.
Lees verder ›Onderzoek bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.
Lees verder ›Genotypering voor -1639G>A of 1173C>T van het VKORC1 wordt uitgevoerd om de gevoeligheid voor coumarines (acenocoumarol, fenprocoumon, warfarine) vast te stellen.
Lees verder ›Vaststellen of uitsluiten van een ontregeling van de calciumhomeostase. Vervolgen van de behandeling van hyper- of hypocalciëmie.
Lees verder ›Bepaling van catecholaminen of de basische en zure metabolieten voor de diagnostiek van catecholamine-producerende tumoren.
Lees verder ›Lees verder ›
Inzicht verwerven in de status van de hematopoëse in het beenmerg aan de hand van de cytologische karakteristieken en de verhoudingen tussen de diverse celtypen.
Lees verder ›Het bevestigen van een foliumzuurtekort als oorzaak van hematologische aandoeningen of het vaststellen van foliumzuurtekort als risicofactor, onder andere bij de vroege ontwikkeling van het ongeboren kind door het meten van de concentratie van foliumzuur in het bloed. Deze is echter niet volledig representatief voor de werking van foliumzuur in de weefsels. In een grijs gebied tussen ruime aanwezigheid en ernstig tekort geeft de concentratie in het bloed geen eenduidig antwoord op de vraag of er in de weefsels zelf een tekort bestaat. De concentratie homocysteïne in het bloed kan daarover beter uitsluitsel geven (zie Homocysteïnetest).
Lees verder ›Bepaling van ‘high-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-cholesterol) in serum/ heparineplasma.
Lees verder ›Bepaling van de serotonine en zijn metaboliet 5-hydroxy-3-indolazijnzuur (5-HIAA) in trombocyten (plaatjesrijk plasma) en/of urine voor de diagnostiek naar neuro-endocriene tumoren (NET‘s).
Lees verder ›Controle van behandeling met orale anticoagulantia (vitamine K-antagonisten).
Lees verder ›Onderzoek naar lipiden en (apo)lipoproteïnen.
Lees verder ›Onderzoek naar de samenstelling van de verkregen urinewegsteen in het kader van het ophelderen van de oorzaak van het ontstaan, en het zo nodig instellen van therapie.
Lees verder ›Screeningsonderzoek van de extrinsieke en gemeenschappelijke routes van het stollingssysteem.
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van vitamine K-deficiëntie.
Lees verder ›Het opsporen van een zinkdeficiëntie.
Lees verder ›1 Algemene inleiding
Lees verder ›